Progressief is niet meer links

Dit opiniestuk schreef ik samen met Peter van der Vlis en Jupijn Haffmans. Het werd onder een andere titel gepubliceerd in Het Parool op 19 juni 2023, hier te lezen.

Enkele decennia geleden werden in de Nederlandse politiek de termen ‘progressief’ en ‘links’ als synoniemen door elkaar gebruikt. De linkse, sociaal bewogen partijen waren vooruitstrevend, op weg naar een rechtvaardigere wereld met een betere welvaartsverdeling en meer zeggenschap voor de arbeiders en de middenklasse. Ertegenover stonden de conservatieve, rechtse partijen. Die wilden de samenleving en de machtsverdeling zoveel mogelijk hetzelfde houden.

 

Gezien de maatschappelijke veranderingen die zich sindsdien in hoog tempo hebben voltrokken, lijkt het erop dat progressieven hebben gewonnen. In de jaren tachtig was het traditionele rollenpatroon tussen mannen en vrouwen alomtegenwoordig, in het bedrijfsleven domineerde een old boys network. Na 18.00 uur was er geen winkel meer open, met andere culturen kreeg je alleen op vakantie te maken. Sindsdien hebben globalisering, emancipatie en technologie hun stempel op onze maatschappij gedrukt. De samenleving is opener en diverser geworden.

 

Men zou denken dat deze vooruitgang leidt tot grotere kansengelijkheid en dat links daarmee de overwinning kan claimen. Maar is dat wel zo?

 

Onze maatschappij is een internationale 24-uurseconomie geworden, waarin de burger vooral als consument wordt gezien. Banken, die zich vroeger hoofdzakelijk richtten op de belangen van Nederlandse spaarders en bedrijven, zijn onderdeel geworden van een wereldwijd financieel stelsel dat vooral de belangen dient van het grootkapitaal. Ziektekosten, energie, openbaar vervoer en kinderopvang zijn geprivatiseerd.

 

Terwijl het algemene welzijnsniveau is gegroeid, zijn de verschillen tussen arm en rijk toegenomen. Binnen de traditionele beroepsgroepen die een onmisbare bijdrage leveren aan de samenleving, zoals verpleegkundigen en onderwijzers, hebben velen moeite met het vinden van een betaalbare woning. Het MKB houdt het hoofd nauwelijks boven water. In de sterk gegroeide groep van professionals in accountancy, consultancy, advocatuur en private equity, daarentegen, klotst het geld tegen de plinten. Ook groeit er een kloof tussen stad en platteland.

 

Het huidige progressieve blok, dat een brede groep van politieke partijen omvat, kenmerkt zich door een sterk geloof in de maakbare samenleving en de inzet van wetenschap en technologie om de grote vraagstukken van deze tijd aan te pakken, liefst met behulp van dashboards en modellen. Dat resulteert in technocratisch beleid – met een zware stem van ‘experts’ in de besluitvorming – waarbij zelfs de liberalen drastisch overheidsingrijpen niet schuwen. Deze ‘expertocratie’ vertoont gelijkenis met het old boys network van vroeger: experts met een dissonant geluid worden nauwelijks gehoord en de burger zonder universitaire opleiding heeft er helemaal niets te zeggen.

 

Dit vooruitgangsdenken leidt niet tot een rechtvaardigere maatschappij. Integendeel, er bestaat een direct verband tussen technocratisch beleid en een schevere welvaartsverdeling. Het maakt de samenleving complexer en voedt de behoefte aan hoogopgeleide professionals, terwijl de beroeps- en bedrijfsuitoefening door de praktischer geschoolden en het MKB bemoeilijkt wordt. Denk aan alle regeltjes waaraan de gemiddelde middenstander of horeca-exploitant inmiddels moet voldoen, waarvoor die niet zelden prijzige adviseurs in de arm moet nemen. Van overheidsinterventies tijdens de coronapandemie hebben vooral grote bedrijven geprofiteerd, terwijl het MKB en de lagere economische klassen het hardst hebben geleden. Nieuwe progressieve ideeën – zoals een CO2-budget, een Europese digitale identiteit, een digitale euro – kenmerken zich door een grote rol voor experts en het internationale bedrijfsleven. Bovendien tasten ze de burgerrechten aan: de progressieve overheid wil steeds meer controle en toonde weinig schroom om deelname aan het sociale leven afhankelijk te maken van een QR-code.

 

Gegeven deze ontwikkelingen zou men een opstand van links verwachten. Linkse, vrije geesten stonden per definitie sceptisch tegenover macht en kapitaal. Maar terwijl aan de rechterkant van het politieke spectrum nieuwe plannen aanleiding geven tot felle debatten, is de linkerkant ideologisch homogeen en verbazingwekkend stil. Waar is het links dat opstaat tegen het grootkapitaal en zich hard maakt voor lagere sociale klassen? Waar is het links dat niet klakkeloos de regeltjes volgt en kritisch is op ingrepen in de persoonlijke levenssfeer? Het traditionele linkse gedachtegoed is niet verdwenen, maar wordt niet meer vertegenwoordigd door de progressieven in Den Haag. Er gaapt op links een groot gat.

Previous
Previous

Medische privacy onder druk

Next
Next

Verdedig niet wat onverdedigbaar is